Informatie uit kennisbijeenkomst ESF+ van 29-06-2023

6 minuten 30-06-2023, laatst bijgewerkt op 30-06-2023 11:40

Nieuwe verdeelsystematiek ESF+ middelen

De huidige verdeelsystematiek voor ESF+ middelen is verouderd. Deze systematiek is gebaseerd op gebruikscijfers van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) uit 2014. Hierdoor is er steeds minder relatie met de werkelijkheid.

Door de herijking van het GF is het niet mogelijk om de huidige verdeelsystematiek 2014 van de ESF-middelen voort te zetten. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zetten de nieuwe systematiek samen met de G4-gemeenten, G40-gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op in concept.

Het voorstel is om binnen vier jaar geleidelijk over te stappen op de nieuwe verdeelsystematiek. In de periode van vier jaar zal ieder jaar 25% op de nieuwe wijze worden verdeeld om in 2028 100% de nieuwe verdeelsleutel te hanteren.
Bij het invoeren van deze nieuwe verdeelsystematiek zullen er herverdeeleffecten optreden, omdat de parameters die gebruikt worden voor de verdeling anders zullen zijn als de oude systematiek. Dit betekent dat de er een verschuiving van middelen kan plaatsvinden tussen de AMR’s (Arbeidsmarktregio’s)

Het huidige voorstel is inmiddels besproken binnen de werkgroep PSI (Participatie, Schuldhulpverlening en Integratie) van de VNG. Daarnaast is het voorstel ook al besproken met diverse contactpersonen uit de G4-gemeenten en G40-gemeenten.

ESF+ tweede tijdvak AMR

Het tweede tijdvak van het ESF+ AMR (Arbeidsmarktregio) komt in grote lijnen overeen met het eerste tijdvak. Het is de bedoeling dat de regeling open wordt gesteld in het vierde kwartaal van dit jaar. Het budget voor het tweede tijdvak zal nagenoeg gelijk zijn aan het huidige budget (45 Miljoen). Dit budget is echter wel voor 24 maanden terwijl het eerste tijdvak voor 15 maanden was.

Een nieuwe optie die overwogen wordt, is het subsidiabel maken van scholingsvouchers. Dit betekent dat scholingstrajecten die worden gefinancierd met behulp van vouchers in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Dit kan een manier zijn om het bevorderen van scholing en opleidingen te stimuleren binnen de regeling.

Daarnaast wordt er onderzocht of er nadruk kan worden gelegd op specifieke doelgroepen, namelijk statushouders en Oekraïense vluchtelingen. Dit suggereert dat er extra aandacht kan worden besteed aan het ondersteunen van deze specifieke groepen bij hun arbeidsmarktintegratie en participatie.

Stand van zaken REACT-EU 2014-2020

De stand van zaken van REACT-EU voor de periode 2014-2020 is als volgt:

  • Het eerste tijdvak van het VSO (Voortgezet Speciaal Onderwijs) en PRO (Praktijkonderwijs) voor het schooljaar 2020-2021 is volledig afgerond.
  • Het tweede tijdvak van het VSO en PRO voor het schooljaar 2021-2022 bevindt zich in de fase van rapportage. Tot nu toe zijn er 32 conceptrapporten verzonden en 30 definitieve rapporten verzonden.
  • Voor de regio-aanvraag van gemeenten in het kader van REACT-EU zijn er 10 conceptrapporten verzonden en 7 definitieve rapporten verzonden.

Evaluatie REACT-EU

Voor de evaluatie van REACT-EU worden meerdere bronnen voor het onderzoek gebruikt, waaronder gegevens van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), rapportages en interviews.
Daarnaast wordt er ook een enquête gehouden onder deelnemers binnen de AMR’s en sectoren, op verzoek van Europa. Deze enquête is kleinschalig van opzet, vrijwillig en anoniem, waarbij deelnemers een digitale vragenlijst invullen.

Het doel van de enquête is het krijgen van inzicht in, hoe de deelnemers geholpen zijn door de middelen van REACT-EU. Er zijn echter veel vragen gesteld vanuit de AMR's over het afnemen van enquêtes bij deelnemers, vanwege de uitdagingen die dit met zich meebrengt. Daarom wordt er momenteel gekeken naar alternatieve oplossingen om het onderzoek toch uit te kunnen voeren. Voor alsnog is het op vrijwillige basis.

ESF+ Sociale inclusie 1ste tijdvak

Binnen het eerste tijdvak van ESF+ Sociale Inclusie wordt gebruik gemaakt van verantwoordingsmethodieken die grotendeels overeenkomen met de regels van het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor de periode 2014-2020.

De verantwoording van de loonkosten van medewerkers wordt berekend op basis van het VCV-methodiek (Vereenvoudigde Caseload Verantwoording), de urenstaten of het addendum. In de praktijk zal de verantwoording grotendeels op basis van de VCV-methodiek in combinatie met het addendum plaatsvinden.

Het afslagpercentage is niet langer van toepassing binnen ESF+ regeling. Dit betekent dat er geen reductie meer hoeft toegepast te worden op de subsidiabele kosten. Daarnaast kunnen er ook externe loonkosten in aanmerking komen.  Dit zijn declarabele kosten die gemaakt worden voor extern ingehuurde medewerkers. Die betrokken zijn bij het uitvoeren van ESF+ projecten.

ESF+ Arbeidsmarkttoeleiding 2de tijdvak

In het 2de tijdvak van ESF+ Arbeidsmarkttoeleiding geldt een Europees tarief voor arbeidsmarkt toeleidende activiteiten, dit tarief staat bekend als het SCO-tarief (Standard Cost Options). Uiteraard is het tarief op basis van de parttime factor.

Er zijn nieuwe versies van de rekensheets beschikbaar per ESF+ onderdeel. Deze rekensheets dienen als hulpmiddel bij het uitvoeren van berekeningen en zijn bijgewerkt op basis van de meest recente informatie en richtlijnen. Daarnaast komt er een nieuwe versie (versie 2) van de HPA (Handleiding Projectadministratie) beschikbaar. Deze versie wordt definitief vastgesteld vóór de opening van het 2de tijdvak (in oktober). UVB geeft aan dat deze versie in oktober beschikbaar wordt. UVB is voornemens scholingsvouchers subsidiabel te maken in het 2de tijdvak van ESF+.

Tot slot zijn er verduidelijkingen aangebracht in de HPA, onder andere met betrekking tot controle op locatie en het addendum. Deze verduidelijkingen zijn bedoeld om meer duidelijkheid te verschaffen over de uitvoering en administratieve vereisten van het ESF+ programma.

Status aanvragen sociale inclusie (tijdvak 1)

In het 1ste tijdvak van ESF+ Sociale Inclusie is op dit moment door UVB één aanvraag ontvangen.

Als er vragen of problemen zijn met betrekking tot de aanvraagprocedure of andere gerelateerde zaken, is het raadzaam om contact op te nemen met de accounthouder. De accounthouder fungeert als het aanspreekpunt vanuit UVB voor de arbeidsmarktregio's.

Voor de toewijzing van accounthouders wordt er een nieuwe verdeling gemaakt. Dit houdt in dat de accounthouders worden aangewezen voor specifieke arbeidsmarktregio's.
Na de toewijzing van de accounthouders vindt er per arbeidsmarktregio een startgesprek plaats. Dit gesprek heeft als doel om de betrokken partijen, zoals de accounthouders en de projectaanvragers, met elkaar in contact te brengen en om belangrijke informatie en richtlijnen te delen.

Gelijke kansen en non-discriminatie (GKND)

Gelijke kansen en non-discriminatie (GKND) vormt een belangrijk aspect binnen de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF+). De aanleiding hiervoor is de Verordening 2021/57 en 2021/60, waarin wordt bepaald dat Nederland verantwoordelijk is voor het waarborgen van GKND bij de uitvoering van het ESF+ programma. GKND wordt daarbij beschouwd als een horizontaal thema, wat betekent dat het van toepassing is op alle onderdelen en acties binnen het ESF+.

De gedachte achter GKND is dat niet alle groepen mensen dezelfde startpositie hebben in de samenleving en/of op de arbeidsmarkt, en dat extra inspanningen nodig zijn om deze groepen gelijke kansen te bieden. Dit houdt in dat er specifieke aandacht moet worden besteed aan het creëren van gelijke kansen voor mensen die te maken hebben met achterstanden, discriminatie of beperkte toegang tot werkgelegenheid.

Om GKND te bevorderen, zijn de uitkomsten van de gelijke kansenspiegel uit het ESF-programma voor de periode 2014-2020 meegenomen in het plan voor GKND binnen het ESF+. De gelijke kansenspiegel biedt inzicht in de situatie en uitdagingen met betrekking tot gelijke kansen en discriminatie op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Deze informatie wordt gebruikt om beleid en acties te ontwikkelen die gericht zijn op het verminderen van ongelijkheid en discriminatie en het bevorderen van gelijke kansen voor alle individuen, ongeacht hun achtergrond.

Actielijnen binnen GKND

Binnen het kader van GKND zijn er verschillende actielijnen om gelijke kansen te bevorderen en discriminatie te verminderen:

Bewustwording: Er wordt gewerkt aan het vergroten van bewustzijn rondom GKND. Dit gebeurt onder andere door het opzetten van een kennisnetwerk waarin informatie en best practices worden gedeeld. Ook worden regiogesprekken georganiseerd om het belang van GKND te bespreken en samen te werken aan oplossingen. Daarnaast wordt er via communicatie-initiatieven, zoals het programma "Durf, Doe, Divers", actief gecommuniceerd over GKND en het belang van diversiteit en inclusie.

Bevordering van GKND bij aanvragers van ESF+: Er worden specifieke inspanningen geleverd om GKND te bevorderen bij organisaties die een aanvraag indienen voor financiering binnen het ESF+. Dit omvat onder andere het verstrekken van een handreiking GKND voor Gemeenten, die als leidraad kan dienen bij het integreren van GKND-aspecten in projecten. Daarnaast wordt er gestimuleerd dat organisaties aansluiten bij het Charter Diversiteit, waarbij zij een bedrijfsactieplan kunnen opstellen om diversiteit en inclusie te bevorderen. Ook worden opleidingsprogramma's aangeboden om kennis en vaardigheden op het gebied van GKND te vergroten.

Ondersteuning: Er wordt ondersteuning geboden aan aanvragers van ESF+ die vragen hebben over GKND. Dit kan variëren van het verstrekken van informatie en advies tot het bieden van praktische begeleiding bij het integreren van GKND-aspecten in projectvoorstellen. Het doel is om organisaties te helpen bij het opzetten van inclusieve en gelijke kansen bevorderende initiatieven.

SCO-tarief per deelnemer

SCO Casemanagement op deelnemer niveau verwijst naar de kostprijs per dag per deelnemer voor begeleiding door casemanagers binnen een actief traject, zowel voor begeleiding naar werk als voor begeleiding bij sociale inclusie.

Om de kostprijs per dag per deelnemer te bepalen, is ervoor gekozen om niet alleen te vertrouwen op historische kosten, omdat hier sprake was van te veel onzekerheden. In plaats daarvan wordt de kostprijs per dag per deelnemer berekend op basis van de EU-Level Standard Cost Option (SCO), die vastgesteld is op €7.519 (wordt nog geïndexeerd) Dit SCO-tarief wordt vervolgens verdeeld over een gemiddelde caseload van 65 en een gemiddeld aantal werkdagen per maand van 30,41.

Op basis van deze berekening komt de kostprijs uit op €115 per maand per deelnemer, wat neerkomt op €3,80 per dag per deelnemer. Het bepalen van de caseload is gebaseerd op expert judgement en wordt nader uitgewerkt tijdens vervolgsessies met de Arbeidsmarktregio's (AMR's).

Het is belangrijk op te merken dat de definitieve goedkeuring van deze kostprijs en caseload nog moet worden verkregen van de ADR  en de Europese Commissie. Dit betekent dat deze beslissingen nog onderworpen zijn aan goedkeuring en kunnen worden aangepast op basis van verdere besprekingen en overeenkomsten met de betrokken partijen.